Bereiden:
Smelt een klontje boter in een steelpannetje op het vuur. Leg er de stronken witloof in en kruid ze lichtjes met peper en zout. Voeg een bodempje water toe en dek de steelpan af met een laagje boterpapier. Laat zo het witloof gaarstoven.
Doe het gehakt in een kom en voeg er een ei, broodkruim, peper en zout aan toe. Meng goed onder mekaar met een vork. Haal het gestoofde witloof uit de pan, snijd het in de lengte in twee en laat het even uitlekken op keukenpapier.
Leg een laagje plasticfolie op je werkblad. Verdeel er twee eetlepels van het gehaktmengsel over en druk plat met een vork. Schik er twee halve stronkjes witloof naast mekaar op en rol nu strak op in de plasticfolie zodat het witloof volledig omhuld wordt door een laagje gehakt. Neem een vel bladerdeeg (even breed als het opgerolde gehakt en witloof) en leg er in het midden de witloof-gehaktrol op. Bestrijk de binnenste randjes met losgeklopt eigeel en vouw het bladerdeeg mooi rond het gehakt. Duw de randjes aan en bestrijk ook de buitenkant met eigeel. Herhaal deze stappen voor een tweede worstenbroodje.
Leg de worstenbroodjes op een met bakpapier beklede bakplaat en laat ze 20 minuten bakken in een voorverwarmde oven van 200 graden.
Maak ondertussen de mousselinesaus. Doe de eigelen samen met de eetlepel water in een steelpannetje. Verwarm al kloppend met een garde zachtjes op het vuur tot de eigelen schuimig worden. Haal het pannetje van het vuur, voeg er de gesmolten boter en de mosterd aan toe en klop nog even verder. Breng de mousseline op smaak met peper en zout.
Snijd de worstenbroodjes in stukjes en dresseer ze mooi op bordjes. Lepel er wat van de mousselinesaus langs. Werk nog af met enkele plukjes waterkers.