Bereiden:
Begin met het soezendeeg. Verhit de melk, het water, de boter en suiker. Breng flink aan de kook en roer tot de suiker is opgelost. Zeef het meel een paar keer zodat er geen klontjes meer in zitten en voeg het toe aan de kokende vloeistof. Draai het vuur laag en roer flink, tot een gladde pasta ontstaat en een dun droog laagje ontstaat op de bodem van de pan. Als je een thermometer hebt, moet die 85 °C aangeven. Schep de pasta in een kom en verspreid hem om hem af te laten koelen of (als je een standmixer gebruikt) mix op lage snelheid. Klop intussen de eieren en het zout op – door het zout vermengen de eieren zich makkelijker met het beslag omdat het zout de eieren een beetje afbreekt. Als je de pasta zonder problemen 10 seconden kunt aanraken, kun je de eieren toevoegen. Ik doe dit in drie of vier delen; mix goed na elke toevoeging. De pasta is dan glad en glanzend. Als je de spatel optilt, druipt het beslag er langzaam vanaf – het moet dik maar wel spuitbaar zijn. Is het erg stijf, voeg dan nog wat extra ei toe (10 gram per keer). Het soezendeeg is nu klaar voor gebruik.
Verhit de oven tot 190 °C. Bekleed de bodems van de twee bakvormen met bakpapier. Verdeel 200-225 gram soezendeeg over de bodem van elke bakvorm; werk hierbij de bovenkant niet te netjes af – met een paletmes kun je er wat pieken op maken. Als je maar één bakvorm hebt, bak dan twee keer. Bak 35 à 40 minuten, tot ze goed gerezen, goudbruin en krokant zijn. Laat in de bakvormen op een rooster helemaal afkoelen en haal uit de vormen.
Snijd de pruimen in zessen. Doe ze met 50 gram van het water, de suiker en vanille in een pannetje en verhit op halfhoog vuur; roer af en toe zodat de pruimen goed met de siroop bedekt raken. Breng het mengsel langzaam aan de kook, draai het vuur laag en leg het deksel op de pan. Stoof 4-5 minuten. Als de pruimen dan nog stevig zijn, geef je ze 2 minuten extra. Roer de maizena door de rest van het water en roer dit papje door de hete vloeistof. Breng aan de kook zodat het bindt. Schenk in een schone schaal en laat afkoelen.
Maak de mascarponecustard: verhit de melk tot net onder het kookpunt. Klop intussen het hele ei, de dooier, suiker en maizena door elkaar. Schenk de hete melk er al kloppend over en zet de custard terug op het vuur. Verwarm 3-4 minuten op halfhoog vuur, klop constant, tot het mengsel kookt. Schenk de custard in een schone kom, zet opzij en laat opstijven – dek de bovenkant van de custard af met plasticfolie of bakpapier zodat er geen vel op komt te liggen. De custard moet helemaal koud en stevig zijn voor je met dit recept verder gaat.
Klop de mascarpone goed los, soms bevat hij klontjes dus je moet roeren tot hij glad is. Zet opzij en klop de custard door tot hij glad is en niet meer geleiachtig. Dit gaat het eenvoudigst in de kom van de standmixer, als je die hebt.
Vouw de twee nu door elkaar, je hebt dan een erg dikke room. Je kunt dit ook in je standmixer doen, met de platte menghaak. Zet tot gebruik in de koelkast.
Stel de taart samen: bekleed een van de taartvormen met acetaat of bakpapier, wat voor een mooie gladde rand zorgt. Leg de minst mooie soezenschijf op de bodem. Schep de helft van de mascarponecustard erop en verdeel de gestoofde pruimen erover. Schep daar de andere helft van de custard op. Leg de soezenschijf met de meeste pieken erop. Laat de taart minstens 1 uur in de koelkast rusten.
Serveren:
Haal de taart voor het opdienen uit de bakvorm en bestuif hem met poedersuiker. Je kunt hem 3 dagen in de koelkast bewaren; hij wordt dan wel wat zachter.