Bereiden:
Schil de schorseneren, spoel ze grondig onder koud stromend water en snijd ze in balkjes van ongeveer een halve centimeter dik en 5 cm. lang. Leg ze in een schaal koud water met citroensap om te vermijden dat ze verkleuren.
Breek de vier eieren in 4 tassen. Breng een ruime pan water aan de kook en voeg er een scheut graanazijn aan toe. Roer met een garde in het water zodat het kolkt en laat er voorzichtig 1 voor 1 de eieren in glijden. Werk snel het eiwit rond de dooier met behulp van een lepel en pocheer de eieren in 3 minuten gaar. Haal de gepocheerde eieren uit het water met een schuimspaan en leg ze in ijskoud water zodat ze niet verder garen.
Snipper de ui heel fijn en stoof de ui glazig in een scheutje olijfolie. Voeg de gierst toe en stoof de gierst kort mee. Blus met het witbier en voeg de groentebouillon toe, laat de gierst op een laag vuur sudderen tot bijna alle bouillon is opgenomen. Voeg tot slot de zure room toe om een romige risotto te bekomen.
Neem van het vuur en kruid met peper en zeezout. Bak de schorseneren beetgaar en goudbruin in een scheutje olijfolie en kruid met peper en zout. Warm de gepocheerde eieren 1 minuut op in heet, gezouten water.
Verdeel de gierstrisotto over de borden, schik er de gebakken schorseneren op en leg er telkens een gepocheerd ei bij. Werk af met enkele plukjes kervel en druppel er wat pompoenpitolie rond.
