Boter is wellicht per toeval tot stand gekomen. Nomaden vulden dichtgenaaide geiten- of schapenmagen of huiden met melk en namen die mee tijdens hun reis. Door het schudden van de melk tijdens het transport scheidde de room zich af van de melk en veranderde de room in een vaste massa. Magen of huiden komen er nu niet meer bij kijken, maar de manier van boter maken bleef vrij ongewijzigd. Melk wordt afgeroomd. De room wordt al dan niet gepasteuriseerd en vervolgens aangezuurd met zuurferment om smaak en aroma te verbeteren. De room rijpt een nacht of langer. De verzuurde room wordt dan gekarnd; dat is het kloppen van de room waardoor de vetdeeltjes aan elkaar gaan kleven en zich concentreren. Zo scheiden ze zich van de vloeistof (de karnemelk). De karnemelk wordt verwijderd. De boter wordt nu verder gekneed om het overtollige vocht te verwijderen. Er wordt al dan niet zout aan toegevoegd, en tot slot gevormd in blokken of klompjes.
Om één kilogram boter te maken, heb je tussen de 22 en 27 liter melk nodig. Boter is een zuiver product dat geen enkel additief, behalve zout, mag bevatten. Het bestaat voor minstens 80 % en voor maximum 90 % uit vet. De rest is vocht. De kleur van de boter wordt bepaald door het seizoen: in de lente en de zomer, wanneer er volop jong groen gras aanwezig is, heeft de boter een meer gele kleur dan in de herfst en de winter. Boter is onmisbaar in de keuken. Vooral in de patisserie. Het geeft gebak een lekkere smaak en een mooiere textuur. Koekjes, cakes en taarten smaken veel beter als ze met boter zijn bereid. Boter gaat in het bijzonder goed samen met aardbeien, guave, bittere sinaasappelschillen, melkchocolade en witte chocolade en noten zoals walnoten en (geroosterde) pindanoten.
Weten:
Bewaren: