Appel

Volgens de Bijbel zou de appel de allereerste vrucht op aarde zijn geweest. Draaide de uitwijzing uit het Aards Paradijs niet om een appel? En groeide de appel niet aan de boom van kennis van goed en kwaad? In Europa worden appelen al sinds de prehistorie gekweekt. Appelbomen zijn alomtegenwoordig in ons landschap. Zo lijken het wel inheemse vruchten, maar dat zijn ze niet. De stamouders van onze appelen zijn de Astrakan appel (Malus prunifolia) die in Siberië en Noord-China voorkomt en de Malus pumila uit de Kaukasus. Uit deze twee groeiden duizenden rassen, meer dan vijfduizend zouden het er al zijn. Chinezen ontdekten de techniek van het enten. Zaden en entingstokken gingen via handelswegen en kolonisaties de wereld rond. Zo hebben vele landen en streken hun eigen rassen die aangepast zijn aan het plaatselijke klimaat.

De nieuwe oogst van Belgische appelen vinden we al eind augustus, wanneer de pluk start. Die gaat verder tot midden oktober. De pluktijd is afhankelijk van het ras: er zijn zomer-, herfst- en winterappelen. Appelen zoals de zomerappelen die geen bewaarcapaciteiten hebben, komen meteen in de winkel terecht. De bewaarappelen gaan in koelcellen. Dat zijn gasdichte koelcellen waarin het zuurstofgehalte wordt verlaagd en het koolzuurgehalte wordt verhoogd. Op die manier kunnen de appelen maandenlang bewaren, bijna tot aan de nieuwe oogst. Zo kunnen ze ook het hele jaar door worden aangeboden. De internationale handel vult het gamma aan met appelen uit onder meer Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika.

Hoe kies je een goede appel? Er zijn twee soorten: stoofappelen en handappelen. Stoofappelen hebben over het algemeen een dikkere schil en zijn zuurder dan handappelen. Sommige variëteiten zoals de Boskoop hebben stevig vlees dat niet uit elkaar valt tijdens het koken en zijn dan ideaal om te vullen; andere, zoals Bramley, koken snel tot moes. Stoofappelen bewaren over het algemeen ook langer dan handappelen. Handappelen hebben dan weer een groter suikergehalte dan stoofappelen, kunnen met hun schil worden gegeten en smaken rauw het best. Je kunt beide appelsoorten echter ook door elkaar gebruiken. Stoofappelen kunnen bijvoorbeeld een extra zuurtoets geven aan salades en als garnituur op broodjes en snacks. Ze combineren ook goed met romige kazen.

Primo

Primo is een exclusieve fel rode appelvariëteit. De appels hebben een frisse zoetzure smaak en zijn uiterst knapperig. Het vruchtvlees van de Primo appel is zeer sappig en heeft een heerlijk aroma. Primo appels zijn erg goed houdbaar.

Primo is een goede eetappel en bovendien ook uitermate geschikt als kook- en bakappel door het vaste vruchtvlees. 

Boskoop

De ‘Schone van Boskoop’ is een dikke, ruwe appel die als keukenappel beschikbaar is van september tot juni. Als eetappel is hij op zijn best van december tot april. Oorspronkelijk had hij een grijsgroene kleur met roestkleurige vlekken. Tegenwoordig is zijn kleur gewijzigd naar rood met roestige vlekken. Doordat het vruchtvlees zuur en stevig is, leent hij zich uitstekend tot verwerking in warme bereidingen. Ideaal voor appelmoes, in rode kool of bij wildbereidingen. Al zweren kenners bij de Boskoop als handappel.

Granny Smith

Groen en zuur. Bevat veel vitamine C. Populair ingrediënt in salades want deze appelsoort kleurt niet te snel bruin.

Golden Delicious

De golden delicious is bij de pluk – september tot oktober – een groene appel, maar daarna evolueert zijn kleur naar goudgeel. Het vruchtvlees is geel en knapperig. Als je de golden delicious een tijdje laat liggen, zal hij zoeter smaken. Het is een uitstekende handappel die het ook in warme bereidingen goed doet.

Jonagold

Jonagold is een kruising tussen golden delicious en jonathan, en is daarmee een van onze beste appelrassen. Het is een grote tot heel grote appel met een felle oranjerode blos op een natuurlijke geelgroene achtergrond. Het vruchtvlees is lichtgeel van kleur. De appel is stevig, heel sappig en ideaal om te gebruiken als tafel- en dessertappel.

Kopen

  • Droge, bruine vlekjes op de schil zijn het gevolg van een teveel aan zonlicht en hebben geen invloed op de kwaliteit.
  • ̓Kies stevige appelen zonder kneuzingen of rimpels. Kan je de schil lichtjes indrukken, dan is hij overrijp. Net zoals bij een meloen moet een verse appel wat zwaar aanvoelen om zijn sappigheid te illustreren.

Gebruiken

  • Appelen verkleuren snel na het snijden. Borstel ze onmiddellijk na het snijden in met citroen- of limoensap. Of vul een kommetje met citroensap en haal er de stukken door. Als je de appelstukken niet meteen verwerkt, voorzie dan een kom met licht gezouten water of met citroen- of limoensap waarin je de gesneden stukken kan leggen. Laat ze voor de bereiding uitlekken en dep ze droog.
  • ̓Eet appelen niet koud. Haal ze twee uur voor het eten uit de koelkast, dan is hun aroma optimaal. Behandel ze met zachtheid. Druk ze niet te hard tegen elkaar aan, want dan kneuzen ze en krijgen ze plekjes die snel beginnen te rotten.

Bewaren

Bewaar vers geoogste appelen op een koele, donkere plaats verpakt in krantenpapier. Verse appelen bewaar je na aankoop in de fruitmand en verwerk je zo snel mogelijk. Wil je ze wat langer houden, stop ze dan in de groentebak van de koelkast. Zo behouden ze langer hun typische frisheid en knapperige smaak.