Spruit

Overal in de wereld krijgen ze de naam van onze hoofdstad mee: choux de Bruxelles, Brüsseler kohl, Brussels sports, Cavalo du Bruxelles. Dat komt omdat spruitjes voor het eerst in de streek rond Brussel werden geteeld. Dat zou gebeurd zijn nadat ze er in de achttiende eeuw als een spontane mutatie van een koolplant zouden zijn ontdekt. Nadat de hoofdkool was verwijderd, groeiden er in de oksel van de steel nog kleine kooltjes, de spruitjes. Hoe langer je spruitjes kookt, hoe sterker ook de koolsmaak wordt. Dat komt door de zwavelwaterstof die in de spruitjes aanwezig is. Tussen de vijfde en de zevende minuut van de kooktijd zou die in hoeveelheid verdubbelen. Om zowel een sterke geur als smaak te vermijden, moet je spruitjes kort koken. Voor kleine spruitjes volstaan 5 tot 7 minuten, bij grotere spruitjes zou 10 minuten een maximum moeten zijn. Door ze kort te koken houden ze bovendien hun knapperige beet. Ook wokken is een ideale manier om spruitjes te verwerken. Zo zorg je ervoor dat ook kinderen ze lusten. Spruitjes vind je van oktober tot februari in de winkel. Ze zijn het best na de vorst. Kies kleine, harde en compacte spruiten zonder losse blaadjes. De blaadjes moeten een heldere, frisgroene kleur hebben. Spruiten met gele of verwelkte bladeren zijn oude exemplaren of zijn slecht bewaard. Ze hebben bovendien een sterke, koolachtige geur.

Supergezond

Gekookte spruitjes bevatten per 100 gram 60 à 70 mg vitamine C, dat is meer dan sinaasappelen. Daarnaast bevatten ze, net als andere koolsoorten, veel ijzer, kalium, foliumzuur en voedingsvezels, en zijn ze rijk aan isothiocyanaten, een stof die mogelijk een beschermend effect heeft tegen o.m. borst- en darmkanker.