Langoustine

Langoustines? Uit de Noordzee? Zijn het dan geen exotische dieren? Absoluut niet. Langoustines zijn overwegend van Europese herkomst. Ze leven in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, van het noorden van Noorwegen via de noordoostkust van Engeland en Schotland tot aan de Marokkaanse kusten en de Middellandse Zee. Langoustines behoren tot de familie van de kreeften, hoewel hun uiterlijk wel eens tot verwarring kan leiden. Hun brede achterlijf heeft wat weg van een langoest en hun lengte is die van een reuzengarnaal. Maar de scharen, die zo lang als hun lichaam kunnen zijn, geven de doorslag: het zijn kreeften. Net zoals krabben en kreeften hebben ze tien poten en moeten ze regelmatig hun schaal afwerpen om te kunnen groeien. De vrouwtjes werpen hun pantser tweemaal per jaar af, in de lente en in de herfst, tot ze geslachtsrijp zijn. Eenmaal volwassen wisselen ze nog één keer per jaar, in de lente, van schaal. De mannetjes zijn op dat gebied wat actiever. Ze wisselen hun pantser hun hele leven door, twee keer per jaar.

Langoustines leven op dieptes tussen 10 en 800 meter, waar de zeebodem bestaat uit zachte, samenhangende modder waar ze hun holen kunnen graven. Het zijn huismussen: ze blijven de meeste tijd in dat knusse hol en komen alleen naar buiten om zich te voeden en te paren. En ze eten alles wat ze tussen hun scharen kunnen krijgen, van plankton tot weekdieren en zelfs hun eigen soortgenoten als dat nodig zou zijn. Als het je mocht interesseren: ze hebben een wel heel apart seksleven. De paring kan alleen gebeuren als het vrouwtje haar pantser heeft afgeworpen. Het mannetje moet dan heel snel zijn, want binnen 24 uur verhardt het nieuwe pantser van het vrouwtje. De paring gebeurt altijd ’s nachts, wanneer de langoustine het meest actief is. De vrouwelijke langoustine legt de bleke tot olijfgroene eitjes tussen augustus en november. Ze draagt ze daarna zeven tot acht maanden tussen de poten van het achterlijf totdat de larfjes voldoende ontwikkeld zijn. Tussen april en augustus komen ze vrij en zweven dan ongeveer vijftig dagen los rond. Dat is het stadium in hun leven waarin ze het kwetsbaarst zijn en gemakkelijk ten prooi vallen aan andere zeedieren. De overlevenden zakken na zo’n vijftig dagen naar de bodem en gaan dan op zoek naar een huis. Ze nemen bestaande holen in bezit en bouwen die verder uit.

Kopen en bewaren

Langoustines zijn te herkennen aan hun stevige en glanzende roze lijf. De poten moeten een mooie roze kleur hebben. Het pantser moet stevig zijn en niet zacht. De kop moet nog aan het lichaam bevestigd zijn, want zo kun je zien of hun zwarte ogen nog blinken. Als de visboer het goed vindt, zou je eraan moeten kunnen ruiken. Ruiken ze naar ammoniak, dan lust zelfs de kat ze niet meer. Geef dus de voorkeur aan hele dieren, met kop en scharen. Zo kun je naast het delicate staartstuk, met de koppen en scharen smakelijke sauzen en bouillons bereiden. En ook: hoe groter de langoustine, hoe meer vlees je op je bord krijgt. Levende langoustines zijn de beste koop. Verse langoustines zijn heel kort houdbaar: maximaal 2 dagen in het koudste deel van de koelkast, in een plastic doos, verpakt in vochtig keukenpapier of onder een laag gemalen ijs.

Latijnse naam: Nephrops norvegicus
Gemiddelde lengte: 10 tot 15 cm
Gemiddeld gewicht: 50 gr
Seizoen: van mei tot augustus
Vlees: zacht met een zoetige smaak
Culinair: grillen, bakken en pocheren